DRUK, DRUK, DRUK
Verslag van het publiekscongres ‘Academische werkdruk in historisch perspectief’
door Edurne De Wilde
Op vrijdag 8 oktober 2021 vond in Leiden het publiekscongres van Gewina plaats, georganiseerd door Dirk van Miert en Herman Paul. Het thema was ‘academische werkdruk in historisch perspectief’, maar het duurde niet lang eer de eerste opmerking over de actualiteitswaarde van dit onderwerp viel. Marieke Hendriksen, voorzitter van Gewina, opende het congres met de woorden: ‘Het doet me plezier dat jullie tijd vrij hebben kunnen maken om hier vandaag te zijn.’ Het werd een namiddag vol beschouwingen over drukke academici uit het verleden én het heden.
Het doen en laten van (succesvolle) wetenschappers
Dirk van Miert beet de spits af. Hij ging het verst terug in de tijd en sprak over werkdruk in de periode tussen 1500 en 1900. Aan de hand van de dagboeken en correspondentie van vroegmoderne academici bood Van Miert het publiek een inkijk in hun dagelijkse praktijken. Dat hard werken de norm was, blijkt uit de vele gemeenplaatsen die deze academici herhaalden. Zo schreven ze over de trucjes die ze toepasten om zo veel mogelijk uren te kunnen werken. Om wakker te blijven nipten ze bijvoorbeeld aan een glas azijn of deden ze wat zand in hun mond.
Moeten we deze academici op hun woord geloven? Voorzichtigheid is geboden, merkte Van Miert terecht op. Hij benadrukte dat het gaat om performatieve egodocumenten, waarmee academici trachtten hun arbeidsethos in de verf te zetten. Ze schetsten een beeld van zichzelf dat voldeed aan het ideaalbeeld van de wetenschapper die alles overheeft voor de wetenschap.
Ook Fenneke Sysling, de tweede spreker, reflecteerde op ideaalbeelden, maar zij koos voor een andere invalshoek. Centraal in haar lezing stond het werk van Samuel Smiles, de negentiende-eeuwse Schotse uitvinder van het genre van het zelfhulpboek. In zijn bestseller Self-Help (1859) verzekerde Smiles zijn lezers dat ze grootse daden konden verrichten, indien ze leerden uit de voorbeelden van mannen die het gemaakt hadden in hun domein.
Ook wetenschappers passeerden de revue in Smiles’ boek. Enkele voorbeelden zijn Isaac Newton, William Harvey en Charles Darwin – wetenschappers die Smiles stuk voor stuk prees om hun doorzettingsvermogen. Zo kregen ideaalbeelden een gezicht. Smiles bood zijn lezers als het ware een handleiding met suggesties over hoe ze in de voetstappen van deze grootheden konden treden.
Hard werken was de norm en een noodzakelijke voorwaarde om het te maken als academicus. De keerzijde van de medaille was dat een gebrek aan ‘vlijt’ een carrière kon kraken. Aan de hand van negentiende-eeuwse Duitse boekrecensies toonde Chris Engberts aan dat academici bij het beoordelen van elkaars werk oog hadden voor de hoeveelheid energie en moeite die de auteur in het boek gestoken had. Aangezien recensenten veel belang hechtten aan volledigheid, lieten ze zich kritisch uit ten aanzien van auteurs die de lezer met meer vragen dan antwoorden achterlieten.
Engberts eindigde zijn lezing met een boeiende beschouwing over de actuele waarde van vlijt. Hard werken is nog steeds een noodzakelijke voorwaarde. Maar is het vandaag de dag voldoende? Volgens Engberts niet: van onderzoekers wordt in de eerste plaats verwacht dat ze vernieuwend onderzoek doen. Het oplossen van puzzels, zoals academici hun werk vroeger zagen, is in waarde gedaald.
Werkdruk eist zijn tol
Azijn drinken of zand eten is niet gezond. Maar ook werkdruk zelf, datgene waardoor academici naar dit soort middelen grijpen, is niet gezond. Mart van Lieburg, die het tweede deel van de namiddag aftrapte, ging in op wat stress met je lichaam doet. Aan de hand van enkele negentiende- en twintigste-eeuwse casussen uit zijn eigen vakgebied, de medische wetenschap, toonde Van Lieburg wat de fysieke en mentale impact was van het werk van (universitaire) medici. Hij had het daarbij onder meer over artsen die worstelden met een alcoholverslaving of suïcidale gedachten.
Volgens Van Lieburg speelde niet alleen de duur, maar ook de aard van het werk een rol. Artsen werkten immers niet alleen vele uren, ze droegen ook een bijzondere verantwoordelijkheid voor hun patiënten. Pauline Dirven beaamde dat de aard van het werk een belangrijke factor is. Ook voor twintigste-eeuwse forensische wetenschappers, de academici die centraal staan in haar promotieonderzoek, stond er veel op het spel bij het beoefenen van hun werk. In haar lezing besprak Dirven de manier waarop deze beroepsgroep omging met de emotionele belasting van hun werk.
Dirven benadrukte dat werkdruk niet per definitie een bespreekbaar onderwerp is. Hoewel er termen bestonden om het mentale aspect van werkdruk te benoemen – Sysling noemde in haar lezing enkele negentiende-eeuwse termen als ‘mental overwork’, ‘brain strain’ en ‘brain fatigue’ – deden forensisch wetenschappers dat zelden of nooit. Publiekelijk erkennen dat hun werk emotioneel belastend was, was volgens Dirven voor forensisch wetenschappers niet zonder risico’s. Een van de redenen was dat het de indruk kon wekken dat ze partijdig waren. Dat wilden forensisch wetenschappers, die regelmatig optraden als expert witness in rechtszaken, koste wat het kost vermijden.
Alternatieve ideaalplaatjes
In de laatste lezing van de namiddag viel het woord ‘productiviteit’ veelvuldig. Volgens Herman Paul geldt productiviteit als een externe én geïnternaliseerde norm. Zoals de eerdere sprekers aantoonden, hebben er altijd ideaalplaatjes bestaan van wie academici zijn en hoe ze werken – ideaalplaatjes waar academici naar kunnen streven, maar waar ze zelden aan voldoen. Niet noodzakelijkerwijs omdat ze het niet graag genoeg willen, of niet hard genoeg hun best doen, maar omdat ze tegelijkertijd – zowel op hun werk als thuis – een heel aantal ballen in de lucht moeten houden. Of, zoals Paul het verwoordde, academici moeten omgaan met ‘botsende loyaliteiten’.
Volgens Paul is het daarom aan historici om deze eenzijdige ideaalplaatjes te bevragen, en alternatieven te formuleren. Zo kunnen we evengoed zeggen dat goede academici mensen zijn die hun kinderen van school afhalen, merkte Paul op. De daaropvolgende discussie met het publiek en de andere sprekers bevestigde het vermoeden van Paul dat er verschillende alternatieve ideaalbeelden denkbaar zijn. Een toeschouwer bracht bijvoorbeeld in dat het ironisch is dat het ideaalplaatje van de academicus uitgaat van de academicus als onderzoeker, terwijl net dat iets is waar academici door de stijgende studentenaantallen weinig tijd voor overhouden.
Deze opmerking over stijgende studentenaantallen vormde de aanleiding voor een gesprek over mogelijke oplossingen voor de torenhoge werkdruk die academici vandaag ervaren. Kort samengevat onderstreepten de sprekers het belang van structurele investeringen, één van de eisen van WOinActie, en drukten ze hun wantrouwen uit ten aanzien van oplossingen die de nadruk leggen op de individuele verantwoordelijkheid van de academicus. Denk aan cursussen timemanagement of meditatie. Zulke pasklare oplossingen wekken de indruk dat academici controle hebben over alle factoren die hun werkdruk bepalen. Quod non, dachten sprekers en publiek ongetwijfeld, voor ze elkaar gedag zegden en verder gingen met hun drukke dag.
Featured image: Gewina-voorzitter Marieke Hendriksen opent het congres. Foto: Floor Haalboom. Originele versie van dit blog is op Shells & Pebbles verschenen.