7e Universiteit & Samenleving Symposium

Menige universitaire docent vertoont op college foto’s of fragmenten van tv-uitzendingen, documentaires, interviews en zelfs van speelfilms. In een handomdraai laat hij of zij veel voorkomende ziektebeelden of oude handschriften op een beeldscherm verschijnen. Anderen ondersteunen hun college met grafieken en tabellen. Al deze hulpmiddelen dienen om de aandacht van de studenten vast te houden en hen met de docent te laten meedenken. Het gebruik ervan maakt duidelijk dat tegenwoordig veel belang wordt gehecht aan de didactiek en de effectiviteit van het onderwijs.

Deze ontwikkeling is een van de belangrijkste verworvenheden van de democratiseringsbeweging van de jaren 1960 en 1970. De komst van wetenschappelijke medewerkers in vaste dienst maakte het bovendien mogelijk te experimenteren met meer arbeidsintensieve vormen van onderwijs. Er kwamen werkgroepen waarin inbreng werd verwacht van de studenten zelf. Er kwamen curricula met een duidelijke opbouw, waarin na het kandidaatsexamen de mogelijkheid bestond tot verdieping en specialisatie. Er kwamen op gezette tijd tentamens en herkansingen en meer en meer werd gepoogd vast te stellen wat de studenten op enig moment moesten kennen en kunnen. Universitair onderwijs is inmiddels niet langer eenrichtingsverkeer. Het moet de nieuwsgierigheid prikkelen en inspireren tot zelfwerkzaamheid.

Dit is een radicale verandering, als men bedenkt dat het eeuwenlang gebruik was dat de hoogleraar op dicteersnelheid een dictaat voordroeg en moeilijke passages uitlegde. Deze vorm van doceren domineerde tot ver in de negentiende eeuw, en was ook in de twintigste eeuw nog niet uitgestorven. Toch begon het onderwijs in de negentiende eeuw al te veranderen. Er werd geleidelijk overgeschakeld van het Latijn naar het Nederlands, hier en daar werd gepoogd de colleges te verlevendigen en er werd plaats ingeruimd voor praktisch en klinisch onderwijs.

Op het symposium ‘Van Lectio tot PowerPoint’ komen enkele van deze ontwikkelingen aan de orde. Wat was het doel van het negentiende-eeuwse onderwijs en wat vonden de studenten hiervan? Hoe verliep het opkomst van het praktisch onderwijs in laboratoria en wat betekende dit voor de kabinetten en verzamelingen? Hoe ontwikkelde zich het klinisch onderwijs in de geneeskunde en de gedragswetenschappen? Welke hulpmiddelen werden op college gebruikt? Hoe werd vorm gegeven aan de opdracht studenten voor te bereiden op zelfstandige beoefening van de wetenschap?

Dit zevende symposium in de reeks Universiteit & Samenleving wordt georganiseerd door het Descartes Centre for the History and Philosophy of the Sciences and the Humanities, het Huizinga Instituut en de Werkgroep Universiteitsgeschiedenis.

Met het oog op de catering dienen deelnemers zich op te geven bij een van de organisatoren: prof. dr. L.J. Dorsman (Universiteit Utrecht) of dr. P.J. Knegtmans (Universiteit van Amsterdam). Deelname aan het symposium is kosteloos.

Plaats

Belle van Zuylenzaal, Academiegebouw, Domplein 29 te Utrecht

Programma

  • Ontvangst vanaf 10.00 uur
  • 10.30 uur
    Opening door de voorzitter, Leen Dorsman
  • 10.45 uur
    Peter Jan Knegtmans: Liefde voor de wetenschap. Negentiende-eeuws universitair onderwijs tussen Duitse degelijkheid en Franse helderheid
  • 11.15 uur
    Hieke Huistra: Collecties op college. Het gebruik van anatomische verzamelingen in het negentiende-eeuwse geneeskundeonderwijs
  • 11.45 uur
    Annemarie de Knecht-van Eekelen: Een strijd tussen praktijk en theorie, tussen kliniek en wetenschap. Het universitaire onderwijs in de geneeskunde in Nederland rond 1900
  • 12.15 uur
    Vragen en debat
  • 12.30 uur
    Lunchpauze: Tijdens de lunchpauze vindt de huishoudelijke vergadering plaats van het genootschap Gewina
  • 13.45 uur
    Marijn Hollestelle: Hervorming van het natuurkundeonderwijs in Nederland, 1900-1940
  • 14.15 uur
    Annemieke Hoogenboom: In plaats van originelen? Reproducties in het kunsthistorisch onderwijs
  • 14.45 uur
    Pauze
  • 15.15 uur
    Marjoke Rietveld-van Wingerden: Jan Waterink (1890-1966) en zijn onderwijs in de psychologie en pedagogiek
  • 15.45 uur
    Slotdebat
  • 16.15 uur
    Presentatie van Het universitaire bedrijf. Over professionalisering van onderzoek, bestuur en beheer, de bundel die de neerslag vormt van het zesde symposium in de reeks Universiteit & Samenleving

Over de sprekers

  • Marijn Hollestelle MSc studeerde natuurkunde en wetenschapsgeschiedenis te Utrecht. Zijn masters’ thesis schreef hij over de Amsterdamse fysicus/pedagoog Philip Kohnstamm. In 2006 werd hij aio te Leiden; zijn proefschrift over het leven en werk van de Leidse hoogleraar theoretische fysica Paul Ehrenfest zal hij binnenkort verdedigen. Vanaf maart 2010 werkt hij als postdoc bij de Stichting Historie der Techniek (TU/e) aan een onderzoek naar de geschiedenis van de polymeerchemie in Nederland.
  • Dr. Annemieke Hoogenboom is docent en onderzoeker bij de opleiding kunstgeschiedenis van het Departement Geschiedenis en Kunstgeschiedenis te Utrecht. Zij doet onderzoek naar de geschiedenis van de kunstgeschiedenis in Nederland sinds de oprichting van de  leerstoelen in 1907. Haar belangrijkste publicaties op dit gebied zijn ‘Kunstgeschiedenis aan de universiteit: Willem Vogelsang (1875-1954) en Wilhelm Martin (1876-1954)’, in: Peter Hecht e.a. (red.), Kunstgeschiedenis in Nederland (Amsterdam 1998) en De evolutie van de compositie. De kunsthistorische onderwijsplaten van Willem Vogelsang (1875-1954)
  • Hieke Huistra MSc studeerde wetenschapsgeschiedenis in Utrecht. Nu werkt ze bij de Universiteit Leiden aan een proefschrift over de Leidse anatomische collecties in de negentiende eeuw. Ze onderzoekt hoe inhoud, gebruik en opstelling van die collecties veranderden door de veranderingen in het (medisch) hoger onderwijs en in de geneeskunde. Daarnaast ontwikkelt ze een module wetenschapsgeschiedenis voor middelbare scholieren bij het Junior College aan de Universiteit Utrecht.
  • Dr. Annemarie de Knecht-van Eekelen is in 1984 gepromoveerd op een medisch-historisch proefschrift getiteld Naar een rationele zuigelingenvoeding. Voedingsleer en kindergenees-kunde in Nederland 1840-1914. In de jaren negentig was zij als universitair docent in de medische geschiedenis verbonden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Zij was onder meer penningmeester en voorzitter van het Genootschap Gewina en redactiesecretaris van het tijdschrift Gewina.
  • Dr. Peter Jan Knegtmans is universiteitshistoricus aan het Departement Geschiedenis, Archeologie en Regiostudies van de Universiteit van Amsterdam. Hij publiceerde over deze universiteit, het Athenaeum Illustre, over de medische faculteit in Maastricht, de bezettingsjaren, Amsterdam en het studentenleven. Nu werkt hij aan een biografie van de farmacoloog professor Ernst Laqueur (1880-1947), medeoprichter van de nv Organon.
  • Dr. Marjoke Rietveld-van Wingerden is universitair docent aan de Faculteit der Psychologie en Pedagogiek van de Vrije Universiteit. Zij doet onder meer historisch onderzoek naar de eigen faculteit, waarvan Jan Waterink de grondlegger is geweest, en naar het ortho-pedagogisch werk dat hieruit voortvloeide, zoals het Pedologisch Instituut van de VU.
PageLines