7e Gewina Woudschoten Conferentie

Verslag door David Baneke, gepubliceerd op Historici.nl

Afgelopen week kwamen ongeveer 60 Nederlandse wetenschapshistorici bijeen in Woudschoten, voor de zevende keer sinds de eerste conferentie in 2005. Is wetenschapsgeschiedenis dan zo’n jonge discipline? Ja, dat zou je kunnen zeggen – als discipline. Er waren natuurlijk eerder wel wetenschapshistorici en zelfs enkele kleine instituten, maar het was een zeer gefragmenteerd vakgebied, verspreid over alle universiteiten en zelfs faculteiten. In 2005 kwam er dus een tweejaarlijkse conferentie, en rond diezelfde tijd werden een masteropleiding (in Utrecht) en een promovendinetwerk opgericht. Een voorbeeld van disciplinevorming, zelf een populair onderwerp binnen de wetenschapsgeschiedenis. `

Dat neemt overigens niet weg dat het vakgebied nog steeds erg versnipperd is, en dat het lastig is om overkoepelende thema’s te ontwaren. De conferentie had wel een officieel thema – daar kom ik zo op terug – maar deze conferenties zijn vooral bedoeld om eens te kijken waar alle collega’s mee bezig zijn. Buzzwords als ‘scholarly persona’ of ‘epistemic virtue’ duiken wel vaak op, maar het blijft een bont gezelschap, overigens tot mijn grote vreugde. Een andere trend is dat abstracte methodologische modellen vaak leiden tot opvallend traditionele case studies. Wat mij betreft is dat geen verkeerde zaak: er is nog steeds ruimte is voor mooie historische verhalen.

Het is vooral jammer dat het vakgebied inmiddels zo groot is dat er parallelsessies gehouden moeten worden, wat meestal leidt tot een splitsing in een moderne en een vroegmoderne sessie. Een bijzondere sessie was een serie flitsende ‘pecha kucha’ presentaties van masterstudenten. Menig oudere spreker ging hierna anders denken over zijn/haar eigen spreekvaardigheden.

Het thema van de conferentie was ‘materiality, museums and media’. De materiele kant van wetenschap is in de afgelopen jaren een belangrijk onderwerp geworden. Keynote speaker Samuel Alberti (National Museums of Schotland) observeerde dat dit vaak gaat om schrijven over objecten, en weinig om gebruik van objecten (instrumenten, preparaten etc) als historische bron, maar dat is aan het veranderen. Dat is mede te zien aan de actievere rol van wetenschapshistorische musea. Onder de deelnemers waren dan ook medewerkers van Boerhaave, Teylers en andere musea. Wetenschappelijk erfgoed speelde in veel lezingen een rol, ook bijvoorbeeld in die van de universiteitshistorici van de VU en Delft. Het ging over wetenschap in buitenplaatsen en over tentoonstellingen in de Scheepvaartmusea van Amsterdam en Bremerhaven.

‘Materieel’ in concrete zin was een praktijksessie waarin iedereen mocht proberen een tinnen afgietsel van een penning te maken volgens een achttiende-eeuwse handleiding. Experimenten recreëren is een onderzoeksmethode in opkomst.

Foto: David Baneke

Het derde thema, ‘media’, kwam eigenlijk alleen ter sprake in het slotwoord, nu eens niet door een gerenommeerde professor, maar door een promovenda die net haar proefschrift heeft ingeleverd: Floor Haalboom. Zij vond dat wetenschapshistorici zich actiever moeten bemoeien met actuele kwesties zoals klimaatscepsis en alternative facts. Die gaan immers over de vragen die in ons vak centraal staan: wat zijn ‘feiten’ en hoe komen die tot stand? Hoe worden wetenschappelijke theorieën algemeen geaccepteerd? Hiermee gaf Floor de conferentie een urgent slot.

– David Baneke (Universiteit Utrecht)

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

PageLines